Gods smokkelaars

Met rode oren en een brandend hart las ik ‘Gods smokkelaar’ van Anne van der Bijl. Ik denk dat ik niet de enige ben. Dozen vol Bijbels heeft Anne naar communistisch Oost-Europa gebracht. Eerst kon dat openlijk, later werd het een illegale praktijk die hij zelf omschreef als een combinatie van argeloos en arglistig zijn. Anne kwam er altijd mee weg.

Het grappige is dat hij zo ook weer bij ons, reformatorische gelovigen, binnenkomt. We worden zo omvergeblazen door zijn levensverhaal dat we helemaal vergeten hem te toetsen op theologische zuiverheid. God houdt van u, zoals Anne de mensen voorhield, zal niet elke reformatorische dominee hem nazeggen.

Maar is het niet heerlijk om ‘ontwrichtende’ boeken te lezen, waarin niet de theologie de doorslag geeft maar de radicale manier waarop iemand met God leeft?

Intussen heb ik een laadje vol ontwrichtende verhalen, om het maar even zo te noemen. Bekeringsverhalen die voor ons bevreemdende elementen bevatten zoals een visioen, een stem in de nacht. Een homoseksuele jongen die de kerk verliet, de wereld inging en daar een vriend kreeg die weer de Bijbel met hem las en hem meenam naar de kerk. Een meisje voor wie het fel bestreden boek van een theoloog die de geestelijke leidsmannen van het meisje het liefst zouden opsluiten, het middel was om tot de zekerheid van het geloof te komen.

Natuurlijk mag je dan kritische vragen stellen. Zolang ‘in liefde waarschuwen’ in werkelijkheid maar niet ‘een kopje kleiner maken’ wordt. De ene mens is de andere soms een wolf. We kunnen vergrimmen bij ontwrichtende verhalen. Dan laten we iemand niet wegkomen met een verhaal dat ons verdacht in de oren klinkt; we barricaderen radicaal de grens van het Koninkrijk voor hem of haar. Als ik zoiets hoor, wil ik meteen het zwaard grijpen voor een heilige tegenoorlog. Maar ook dat is de koninklijke weg niet. Heiligheid is stil worden, je gezicht voortdurend opheffen naar de ten hemel gevaren Koning. Radicaliteit is alles overboord gooien om blindelings Hem te volgen die ons regeren wil door Zijn Heilige Geest.

Zo kan het gebeuren dat iemand de koffer van zijn leven voor je opent, en dat je op het eerste gezicht iets vertrouwds mist, of iets verdachts ziet, maar je hoort ook een geluid en je weet niet van waar het komt en waar het heen gaat, je weet alleen dat je niets moet zeggen, dat je de majesteit ervan moet eerbiedigen.

“Laat God begaan, al is Hij het gesteente in de akker waarin gij zaait,” dichtte iemand.

Laat God begaan, al brengt Hij mensen Zijn koninkrijk binnen op een manier die tegen al ónze wetten ingaat.

Geplaatst in Uncategorized | 1 reactie

Stille zaterdagpreek

column in het Reformatorisch Dagblad van zaterdag 8 april

Stille Zaterdag kan een ietwat treurige dag zijn. Omdat het allesbehalve stil is, de wereld gewoon doorraast, en je eigen leven ook. De veertig dagen zijn omgevlogen en je hebt slechts halfslachtig gevast, en nog minder gemediteerd. Het boek dat je met het oog op deze periode kocht, ligt ongelezen op de stapel.

„Ik ben ’t, o Heer, ik ben ’t die U dit heb gedaan, ik ben den zwaren boom die U had overlaên…” (Revius) – die lage noten halen we niet. Goede Vrijdag ligt te diep. Ons schuldbesef is halfslachtig. Het bestaat vooral uit schaamte dat we de grootheid van ons kwaad niet eens gevoelen. Misschien zelfs gemengd met stille wrok dat God het ons maar niet geeft, dat gevoelige zondaarsbesef.

Maar wat als bewezen zou worden dat je werkelijk een zondaar bent die de dood verdient? Sören Qvist, dorpspredikant in het gehucht Jutland (uit de roman ”Het proces van Sören Qvist”), wordt beschuldigd van de moord op zijn knecht Niels Bruus. Niemand gelooft dat deze geliefde predikant tot zoiets in staat is. Sören zelf weet dat het verlangen om iemand te doden in hem kan zijn. Hij heeft gevochten tegen zijn agressie jegens Niels, en die strijd verloren toen hij hem uiteindelijk een klap verkocht. Maar een moord heeft hij zeker niet gepleegd. Hij vertrouwt op Gods hulp, zijn onschuld zal blijken. Maar de bewijzen stapelen zich op. Sören weet het niet meer. „Ik heb mijn hele leven aan Hem gewijd. Waarom heeft hij me verlaten?”

Uiteindelijk schiet de geplaagde Sören één mogelijke verklaring te binnen: hij slaapwandelt een heel enkele keer. Op een morgen vond hij op zijn bureau een schitterende begrafenispreek, van zijn eigen hand. Zonder dat hij zich iets kon herinneren. Dit keer zal hij in zijn slaap een mens gedood hebben. Ja, hij houdt het voor mogelijk en bekent.

Als zijn ontroostbare dochter haar oude vader opzoekt tussen de koude en klamme muren van het gevang, vlak voor zijn onthoofding, is hij een en al vrede. Anna begrijpt het niet, het duivelse onrecht vliegt haar aan. Maar haar vader zegt dat het niet meer uitmaakt of hij nu schuldig of onschuldig is aan de dood van Niels. Omdat hij nu ziet wat zijn allergrootste zonde was: dat hij Gods goedheid betwijfelde in wat hij niet begreep. „Of ik nu vergeven ben of niet, ik voel dat de Heer me nu zo nabij staat dat ik daar geheel en al vrede mee heb gesloten. Het is als een zacht avondlicht dat strijkt over een jong graanveld.”

Dank voor deze Stille Zaterdagpreek, Sören Qvist. Onze grootste zonde is het in twijfel trekken van Gods onbegrijpelijke goedheid. Deze goedheid – dat alles, álles is voldaan. Hij droeg onze halfslachtigheid.

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

Ga ons niet voorbij

„Kerstnacht – het woord is als een lafenis”, dichtte Ida Gerhardt. Kerst is inmiddels voorbij. Maar dat woorden net als bekers koud water lafenis kunnen bieden is ook eind februari een mooie gedachte. Iemand vertelde me dat haar hart altijd gaat trillen bij het woord ”opwekking”. Voor alle duidelijkheid – ze had het niet over een zangbundel, maar over een krachtig werk van de Heilige Geest.

Misschien zijn deze mensen er meer, dus wilde ik er nog eens over schrijven. Ik had beelden klaarstaan van de Asbury College Revival 1970, getuigenissen van studenten van toen. Oude mensen intussen, die hun tranen nog steeds niet kunnen bedwingen als ze proberen te vertellen wat er destijds gebeurde.

De beelden bleken ververst te zijn. Het was dezelfde kapel, het Hughes Auditorium, maar nu in kleur. De kostuums, stropdassen en keurige jurken uit de jaren zeventig zijn hoody’s en spijkerbroeken geworden. Het duurde even voor het tot me doordrong, maar de Asbury University Revival 2023 bleek gaande.

Anno 2023 hoef je niet naar Asbury af te reizen om te zien wat daar gebeurt en daar je mening over te geven. Er is lofprijzing en er is kritiek. Niet ieders hart begint meteen te trillen als je opwekking zegt. Pas op voor massahysterie, eerst afwachten wat de blijvende vruchten zijn, zeggen verstandige mensen.

Toch mogen we ook best een beetje bang zijn dat we tekortdoen aan wat daar nu gebeurt. Vijftien studenten bleven na de samenkomst nog wat zingen en bidden. Er was geen show, geen opgeklopte sfeer. De voorganger was ook niet bijzonder charismatisch geweest. Maar niemand wilde meer weg, en sindsdien blijven de mensen maar toestromen. Velen zijn wanhopig leeg, hongerig en dorstig, belast met allerlei zonden. Opwekking – het woord lokt als een lafenis. Een jonge verslaggever, speciaal naar Asbury gevlogen, barst voor de camera in tranen uit: „Jesus, don’t pass us by!” (Jezus, ga ons niet voorbij!)

Reserves hebben bij dit hele gebeuren (of de entourage ervan) mag. We hebben allemaal onze referentiekaders. Maar zolang die ons weghouden van dit korte gebed, zijn wij niet op onze plek. Dan beseffen we niet hoe groot de droogte in ons en rondom ons is. Dr. Martyn Lloyd Jones zei in 1959 al geen hoop meer te zien voor de kerk, tenzij we allemaal voor ”revival” gaan bidden. „Zodra we dat gaan doen, komt er hoop.”

Veel in het grote wereldgebeuren en in mijn kleine bestaan kan ik niet doorgronden. Eén ding weet ik wel: als in Kampen jongeren (en ouderen) niet meer uit de kerk zijn weg te slaan, als die tot barstens toe gevuld wordt met knielende, schuld belijdende mensen, gaan ook mijn handen de lucht in.

Geplaatst in Uncategorized | 1 reactie

Maak mij zo heilig mogelijk

Dit essay schreef ik voor het RD Magazine van 31 december 2022.

https://www.rd.nl/artikel/1004094-verlangen-naar-uw-beeld-maak-mij-zo-heilig-mogelijk

De ongecensureerde versie is hier te vinden:

Geplaatst in Uncategorized | 4 reacties

Adventus

Elk jaar rond deze tijd hoor je het wel een paar keer: „Gemeente, jongens en meisjes, advent betekent verwachten!”

Op zo’n moment durf ik bijna niet meer opzij te kijken, vanwege het gegnuif en gegniffel daar, bang dat ik zelf mijn gezicht ook niet meer in de plooi kan houden. Omdat we het hier aan tafel al over hadden, omdat het zoiets als een sport geworden is: wie kunnen we hier dit jaar als eerste op betrappen?

Advent komt van ”adventus”, en het betekent niet ”verwachten”, maar ”komst”. Bij dezen bent u hartelijk gewaarschuwd. Er zou zomaar een koppeltje latinisten onder uw gehoor kunnen zitten dat gehakt van u maakt. Maar in figuurlijke zin klopt het natuurlijk: advent vraagt –van onze kant– verwachting.

Ik heb net ”De grote verwachting” van Rudolf van Reest uit. Deze oude roman over de tijd rond Christus’ geboorte is momenteel weer als herdruk verkrijgbaar, maar ik vond in de kringloop een gaaf exemplaar uit 1977. De zinnen zijn soms ouderwetsch, maar het is een prachtig boek, bijna filmisch geschreven, met grote kennis van zaken. Zacharias en Elisabet komen erin tot leven, en de oude, wijze Anna. En Simeon, de man met de droom. Voor Anna en Simeon lopen verwachting en komst naadloos in elkaar over.

Maar niet voor Jacob. Jacob, een jongen die geen priester wil worden omdat hij zo van dieren houdt. Hij snijdt zelfs een stukje van het oor van zijn lammetje af, zodat het niet geofferd kan worden. Jacob trouwt met zijn Rachel, die ene uit duizend, om haar weer te verliezen bij de geboorte van hun eerste kind. Een dochtertje, op wie ze jaren hebben gewacht. Jacob wordt een stille man, die Jeruzalem en de tempeldienst achter zich laat, om naar Bethlehem te verhuizen en daar schapen te houden. Het enige wat hij meeneemt van Jahwe is een handjevol woorden, die iemand ooit in zijn oor leek te fluisteren toen hij twee duiven bezig zag. „Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven goud…”

Er zijn woorden die je nooit kwijtraakt, maar die als zaad in dorre wintergrond liggen. Alle verwachting in Jacob is verstorven.

En toch een komst. Het is Jacob die in die ene nacht de eerste shift van de nachtwacht op zich neemt, hij is de eerste die de hemel ziet openbreken in licht. Het is Jacobs herdershuis, dat huis met het lege hart, waarin het Kind Zijn intrekt neemt voordat Het met Zijn vader en moeder naar Egypte vlucht.

„Na mijn duisternis Uw licht, na mijn zwijgen Uw gedicht”, dicht Jaap Zijlstra in het gedicht ”Verwachting”.

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

Koper

Het is geruisloos voorbijgegaan, mijn koperen jubileum als columnist. Zelf had ik het ook niet in de gaten. Het was een van die kurkdroge, klamme zomerdagen waarop ik waarschijnlijk apathisch voor de ventilator hing en geen hoofd had voor herdenken. Misschien maar goed ook. Een valkuil voor stukjesschrijvers is dat ze zichzelf te belangrijk vinden. Je kunt zomaar gaan denken dat jij alles wat krom is in de (reformatorische) wereld moet rechtzetten. Deels komt dat door lezers die bij je aankloppen. „Dáár moet je écht eens een stukje over schrijven!” Anderzijds ben je het zelf die bij elke ergernis denkt: dáár ga ik over schrijven.

Gelukkig heeft elke dag genoeg aan zijn eigen ergernis. Soms bedacht ik in bed een nijdig stukje, dat ik de volgende ochtend maar weer van mijn gezicht waste. Ik ben dan ook gevoeliger voor die andere valkuil: het iedereen naar de zin willen maken. Grappige, schone, welluidende stukjes schrijven waar je enkel lof voor ontvangt. Dat is niet altijd gelukt. Ook maar goed.

Mijn schrijfsels over homoseksualiteit bijvoorbeeld werden niet door iedereen gewaardeerd. Dat was een goede voorbereiding op de recente publicatie van ons boek ”Homo in de biblebelt”. Sindsdien weet ik dat je nimmer alle tenen kunt vermijden. Vermijd je de rechtse, dan trap je op linkse, en vice versa.

Na deze roerige periode heb ik sterk de neiging om beschutting te zoeken in het grappige, schone, welluidende. Een veilig onderkomen na de storm. Maar hoe ik ook peins, er komt niets gezelligs uit. Schrijf over schitterende herfstbladeren, zegt een stemmetje, over de leuke uitspraken van je kinderen die je laatst tegenkwam in je archief. Mensen houden daarvan.

Maar gezelligheid is geforceerde gezelligheid als er iets knaagt. Iets wat toch echt rechtgezet moet worden. De meeste kritiek op ons ‘homoboek’ kon ik wel begrijpen en verdragen. Maar zeggen dat het geloof van de geïnterviewden in ons boek te vanzelfsprekend zou zijn, is aanmatigend. Als het geloof voor íémand niet vanzelfsprekend is, dan voor mensen die zich een liefdesrelatie ontzegden omwille van dat geloof.

De geloofstaal en -beleving van mensen die in een andere hoek van de kerk zijn opgegroeid dan jij, kunnen je soms bevreemden. Maar wie hen beter leert kennen wordt minstens zo vaak beschaamd. Mensen die ooit hun hand opstaken om te kiezen voor Jezus, hoeven nog geen onechte of oppervlakkige gelovigen te zijn. Hun strijd speelt zich vaak af op andere terreinen dan wij gewend zijn. Waarin ze ons onze blinde vlekken tonen. Laat dat ons raken, ons zacht en nederig maken. God beware ons voor een ijzeren nek en een koperen voorhoofd.

Volgende keer weer een gezellig stukje, dat beloof ik. Als ik blijven mag.

Geplaatst in Uncategorized | 4 reacties

Zomerdroogte

Foto door Pixabay op Pexels.com

…lonely, very lonely to have a past no one else can share. (Susan Howatch)

De profeet Ezechiël wordt door de Geest meegevoerd naar de tempel, naar een kijkgat in de muur, waarachter de privévertrekken van de priesters zijn. Die, volgens Matthew Henry, daarvoor expres zo’n hoge wal hebben opgetrokken. „Zij wensten dat al wie hen in Gods huis zag, hen niet in hun eigen huis zou zien, opdat men niet zou zien dat zij zichzelf tegenspraken en in hun huis ongedaan maakten wat zij in ’t openbaar deden.”

Ezechiël krijgt een onthutsende blik op allerlei afzichtelijke zonden, bedreven door Gods tempeldienaren. Je hoeft geen pastoraal werker te zijn om te weten dat dit van alle tijden is. Soms brokkelt de muur van een ambtelijk levenshuis af en krijgen we via de media een kijkgaatje. Maar wat als je dan dieper zou gaan graven, de krochten in van de geest van zo’n priester of dominee die de misstap beging?

De schrijfster Susan Howatch doet het. Sinds Enny de Bruijn haar Starbridge-serie noemde in het Reformatorisch Dagblad (3-4-2020) –zes dikke (Engelstalige) delen over anglicaanse geestelijken in de twintigste eeuw– ben ik eraan verslingerd geraakt. Zoals De Bruijn schrijft zijn deze romans „soms wat zweverig over het geloof, ze behandelen het onderwerp seksualiteit nogal vrijmoedig, ze schetsen anglicaanse geestelijken als heel gewone mensen met zonden en gebreken, en ze zijn veel te uitleggerig om literair te zijn.”

En toch… ze bieden óók dat zeldzame inzicht, dat kijkgat in de ziel van een ijdele bisschop met een driehoeksverhouding, van een aartsdeken die verslaafd is aan successen. Howatch fileert ze. Geen motief blijft verborgen, de boeken van het verleden worden geopend. Haar hoofdpersonen dienen geregeld te biechten. Als het enigszins kan kiezen ze daarvoor een lieve oude priester die niet achter hun wal of rookgordijnen kijkt. Pas als er kijkgaten dreigen, schandalen op de loer liggen, erkennen ze wat ze werkelijk nodig hebben: iemand die hen doorzaagt en doorziet, tot op de naakte waarheid. Als álles op tafel ligt, als elke schuld hardop beleden is, dan is er ook genade, vergeving en een nieuw begin. Als iemand de noodzaak van zo’n proces duidelijk weet te maken, dan is het Howatch.

Wat missen we die biecht. Hoeveel zonden torsen we mee die onverwoord, onbeleden en onvergeven zijn. Wat een zomerdroogte bij mensen wier leven een stroom van levend water zou moeten zijn. Hoe groter het glazen huis, hoe meer gordijnen of wallen misschien wel. Vooral rondom dat binnenste heiligdom, ons eigen hart dat ons leven voortdurend tegenspreekt. Onverdraaglijk. Maar hoe geïsoleerder dat hart, hoe vatbaarder het wordt voor vreemde verleidingen, vreemde vrouwen, vreemde krachten. En dan volgt het kijkgat, de val en de nog diepere verlatenheid. Laten ook protestanten tijdig biechten. Laat de dwang van een kijkgat voor ons niet nodig wezen.

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

Gezichten zien

Ga niet naar Barcelona of Santorini – en zeker niet met het vliegtuig. Ga naar de Duitse wouden, liefst per trein. Zelden heb ik zo’n vakantiegevoel gehad als ooit in een met koffers en mensen volgestouwde coupé. Iemand die bij gebrek aan stoelen op een troon van tassen zat, begon op een banjo te tokkelen. Mensen neurieden mee en gaven koekjes door. We tuften schuin in een bocht langs de Duitse Rijn. De zon schitterde op het water.

Ik weet dat het ook anders kan gaan, vaak zelfs, maar dit is me bijgebleven. Dat simpele geluk in die coupé, de glans op de gezichten. De genade in alles.

Als je de Rheinsteig bewandelt –wat ik onlangs met mijn geslaagde dochter deed– ga je soms lang en diep de bossen in. Regent het, dan houdt het groene dak je droog. (Maar als het droog is regent het bladerdek nog even door.) De geur van het wilde woud, na regen, en daarna zonneschijn… je zou het in een flesje mee naar huis willen nemen.

Verdwalen is bijna niet mogelijk; Duitsers zijn pünktlich genoeg om bij elk twijfelmoment een wegwijzer op te hangen. Zo kondigen ze ook naderende Aussichtspunkte met bordjes aan. Die beloofde vergezichten drijven je voort, door het donkergroen naar het licht, terwijl de hagedissen haastig voor je voeten wegschieten.

Op een van die open plekken zagen we de grote vogel zweven, ik meen een rode wouw. Hij hoefde niets te doen, hij zweefde op de wind ver boven water en mensen en huizen en bedrijvigheid beneden, zijn vleugels verlicht. Zo stil, zo majesteitelijk. Ik verlangde zeer dat hij dichterbij zou komen, zichzelf zou laten zien, maar er was niets wat ik kon doen om dat voor elkaar te krijgen. Hij behoorde tot een andere, hogere wereld.

Met Pinksteren net achter ons was het onmogelijk om niet aan ”de vogel Gods” te denken, zoals lieddichter Ad den Besten de Heilige Geest noemt. Die Geest laat Zich evenmin dwingen; er is niets wat een mens kan doen om een opwekking te bewerkstelligen.

En toch – als de duisternis zich verdiept (zoals op het Britse eiland Lewis in 1949: de kerk nog in functie, maar geestelijk op sterven na dood), als het verlangen naar vernieuwing zo groot wordt dat het alle andere verlangens overheerst, als je geen andere weg meer ziet dan die van het gebed en die volhardend gaat (zoals twee oude vrouwen op Lewis deden), dan komt Hij, de vogel Gods.

En het licht dat Hij meebrengt zal zo vol glorie zijn, dat alleen al de glinstering ervan op een menselijk gezicht (zoals dat van een klein kind op Lewis) de mensen tot bekering en berouw zal brengen.

Geplaatst in Uncategorized | 2 reacties

Livestream boekpresentatie Homo in de biblebelt

Hier te volgen!

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

De laatsten worden de eersten

„Haar leven was dienen”, zegt mijn eega grijnzend, terwijl ik van de was naar de winkel naar het fornuis ren. Hij verheugt zich al op mijn reactie.

Een beetje vrouw gaat tegenwoordig steigeren als mannen haar graag zien dienen. Dat bleek onlangs maar weer. Het Nederlands Dagblad plaatste bij een artikel met de kop ”Geen ruimte voor vrouwelijke ambtsdragers in Christelijke Gereformeerde Kerken”, een afbeelding die een lont in het Twitterkruitvat bleek te zijn. Op deze foto bedient een dame een zittend rijtje stemmig geklede mannen die duidelijk hoger zaken aan hun hoofd hebben. De grijnzende boodschap: voor vrouwen is slechts ruimte in koffie schenkende zin.

Ik volgde de ophef op sociale media een beetje, zoals ik ook de besluitvorming gevolgd had. Het gesprek over vrouw en ambt boeit me, al heb ik aan het mogen bijwonen van kerkenraadsvergaderingen persoonlijk geen behoefte. Wel zoek ik nog een muizengaatje om pastoraal werk te kunnen doen binnen mijn eigen kerkverband.

Waarom steigeren we massaal bij deze foto? Die vraag hield me nog het meest bezig. Ik ben ook een vrouw van mijn tijd, met bitter weinig talent voor onderdanigheid. Maar waarom zouden we wel willen dienen in een ambt, doch niet als koffiejuffrouw? Dat doet vermoeden dat we het eerste hoger inschatten dan het laatste – zoals ik altijd weer geneigd ben het schrijven van een column belangrijker te achten dan het boenen van de vloer.

Wat wij hier zien door onze bril: ongelijkwaardigheid. Een vrouw die gevangenzit in haar rol, en mannen die dat ‘even’ over haar beslissen, en haar niet zien staan.

Nog afgezien van de vraag of dit plaatje klopt – is het niet juist die bríl die ons gevangenhoudt? Hij benauwt me. Ik kan hem nauwelijks afzetten, maar intussen vertroebelt hij niet alleen mijn blik, maar ook mijn vrede, mijn liefde, mijn stilte.

Wat nu als dienen in Gods Koninkrijk geen hogere of lagere orde kent? Wat als je om de Bijbel te begrijpen op dit punt, niet alleen je bril moet afzetten maar ook nog eens op je hoofd moet gaan staan? In dit Koninkrijk is alles omgekeerd. „De laatsten worden de eersten, wie knielde krijgt een troon, de knechten mogen heersen, de dienaar heet een zoon.”

Zo’n Koning mag van mij de taakverdeling bepalen: jij dit, en jij dat. Zelfs als ik het niet begrijp. Zelfs als Hij daarmee dwars tegen mijn eigen trots, verlangen of aanleg ingaat. Hij is goed, Hij is de Koning. Wie Hem zoekt, moet de foto nog eens goed bekijken. Hij is de vrouw die rondgaat. Hij zit tussen de mannen die zij bedient.

Geplaatst in Uncategorized | 3 reacties