Adventus

Elk jaar rond deze tijd hoor je het wel een paar keer: „Gemeente, jongens en meisjes, advent betekent verwachten!”

Op zo’n moment durf ik bijna niet meer opzij te kijken, vanwege het gegnuif en gegniffel daar, bang dat ik zelf mijn gezicht ook niet meer in de plooi kan houden. Omdat we het hier aan tafel al over hadden, omdat het zoiets als een sport geworden is: wie kunnen we hier dit jaar als eerste op betrappen?

Advent komt van ”adventus”, en het betekent niet ”verwachten”, maar ”komst”. Bij dezen bent u hartelijk gewaarschuwd. Er zou zomaar een koppeltje latinisten onder uw gehoor kunnen zitten dat gehakt van u maakt. Maar in figuurlijke zin klopt het natuurlijk: advent vraagt –van onze kant– verwachting.

Ik heb net ”De grote verwachting” van Rudolf van Reest uit. Deze oude roman over de tijd rond Christus’ geboorte is momenteel weer als herdruk verkrijgbaar, maar ik vond in de kringloop een gaaf exemplaar uit 1977. De zinnen zijn soms ouderwetsch, maar het is een prachtig boek, bijna filmisch geschreven, met grote kennis van zaken. Zacharias en Elisabet komen erin tot leven, en de oude, wijze Anna. En Simeon, de man met de droom. Voor Anna en Simeon lopen verwachting en komst naadloos in elkaar over.

Maar niet voor Jacob. Jacob, een jongen die geen priester wil worden omdat hij zo van dieren houdt. Hij snijdt zelfs een stukje van het oor van zijn lammetje af, zodat het niet geofferd kan worden. Jacob trouwt met zijn Rachel, die ene uit duizend, om haar weer te verliezen bij de geboorte van hun eerste kind. Een dochtertje, op wie ze jaren hebben gewacht. Jacob wordt een stille man, die Jeruzalem en de tempeldienst achter zich laat, om naar Bethlehem te verhuizen en daar schapen te houden. Het enige wat hij meeneemt van Jahwe is een handjevol woorden, die iemand ooit in zijn oor leek te fluisteren toen hij twee duiven bezig zag. „Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven goud…”

Er zijn woorden die je nooit kwijtraakt, maar die als zaad in dorre wintergrond liggen. Alle verwachting in Jacob is verstorven.

En toch een komst. Het is Jacob die in die ene nacht de eerste shift van de nachtwacht op zich neemt, hij is de eerste die de hemel ziet openbreken in licht. Het is Jacobs herdershuis, dat huis met het lege hart, waarin het Kind Zijn intrekt neemt voordat Het met Zijn vader en moeder naar Egypte vlucht.

„Na mijn duisternis Uw licht, na mijn zwijgen Uw gedicht”, dicht Jaap Zijlstra in het gedicht ”Verwachting”.

Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie