Een Stam is er (niet) thuis

column in het Reformatorisch Dagblad van 17 februari 2024

Dat ons woonhuis tevens museum is heb ik na bijna twintig jaar huwelijk wel geaccepteerd. Zolang ik opruimgoeroe Marie Kondo maar vermijd is dat best vol te houden.

Mijn echtvriend bewaart niet alleen wiskundeschriften van dertig jaar geleden, hij werpt zich ook op als conservator van alles wat een modern mens met een eenvoudige tussenwoning na verloop van tijd toch maar wegdoet. Zoals prekenbandjes, jaargangen van De Orgelvriend en Duitse commentaren die jaren stoer doch ongelezen op een boekenplank hebben gestaan. Mensen weten je op den duur te vinden. Telkens als er weer een nieuw tasje in de mancave staat gaat mijn hartslag een beetje omhoog. Maar wat begin je? Als vrouw kun je hoogstens de boel een beetje stofvrij houden.

De laatste tijd neemt de verzamelwoede wel wat dramatische vormen aan. In Kampen wordt het Poortkerkinterieur vernieuwd, een hard gelag voor mijn conservator. Hier staat hij machteloos bij. Maar op een dag schuift hij me bij thuiskomst met diepzinnige blik een plankje toe, met nog twee kromme spijkers erin: een ternauwernood gered vloerdeel. Voordat het een schrijn krijgt laat ik het zachtjes in de kachelhoutmand verdwijnen. Maar dit keer treuren we allemaal mee. Met een mengeling van vertedering en hartzeer bekijken we foto’s van onze oude kerkbanken met de rode kussens in een knus Roemeens kerkje. „Oooh”, kreunt er een, „in Roemenië krijgen ze al onze mooie spullen.”

Behalve het vloerdeel redden we nog een kerkbank en zelfs een onderdeel van de oude kansel, die het ook niet overleven mocht. Dat mag weer dienst doen. Hier wil ik niet te veel ruchtbaarheid aan geven, want straks staan de pelgrims rijendik op de stoep.

De troost in al deze teloorgang is dat we ’s zondags voorlopig naar de eeuwenoude Bovenkerk mogen. Die hoor je behaaglijk zuchten nu zij weer doen mag waarvoor ze bedoeld is. En eerlijk, ik stap gretiger naar de kerk. Gewoon vanwege de ramen, de lichtval, de luchters. De hervormde vibes, zoals onze kinderen zeggen. „Een vogel is er thuis”, schrijft Ria Borkent in haar Psalm 84. En ook: “Diep in mijn lijf is zo’n heimwee, zo’n blijvende schreeuw om de levende God.” Zelfs het steigerwerk in de zijbeuken sticht. De scheuren in de kerkmuren zijn ook schreeuwen. Net als de ongemakkelijke stoelen, de tocht, de winterkou. Je kruipt wat dichter tegen elkaar aan, je deelt je dekentje. Op een dag zullen we teruggaan naar een kerkzaal met moderne klapbanken, optimale klimaatbeheersing en gergem-vibes. Daar zien we nu al tegenop. Ik, conservator in woorden, tref hierbij voorbereidingen. Bij thuiskomst zal ik onszelf dit floddertje tekst toeschuiven.

Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink .

4 reacties op Een Stam is er (niet) thuis

  1. coriendeleeuw@solcon.nl zegt:

    Genoten van je tekst! Wat een gave van het woord! Dichterlijk! Heerlijk om te lezen. Hervormde vibes… hoe herkenbaar.

    Dank weer!!

    Geliked door 1 persoon

  2. Aritha zegt:

    Die heb ik gelezen via een magazine volgens mij. We krijgen die altijd van mensen, een eindje verderop in de straat. Ik vond het heerlijk om te lezen. Ik ben kerk-loos en vind psalm 84 zo… (geen woord voor).

    https://kostbaar.blogspot.com/

    Geliked door 1 persoon

  3. vandervelden@solcon.nl zegt:

    Ha Christine,

    Wat een geweldige column had je weer. Kan je schrijfsel sowieso altijd waarderen, ook de diepgaande en serieuze. Zegen op je werk toegewenst!

    Zie uit naar het vervolg als je voor het eerst in de verbouwde kerk zit.

    Ga zo door en een hartelijke groet uit Nieuw-Lekkerland van

    Netty van der Velden-Stam

    Like

Plaats een reactie