Pleisters op vele wonden

column in het Reformatorisch Dagblad, 11 november 2023

Wie is mijn naaste? Er zijn er zó veel. Ze liggen niet meer alleen voor je op de weg, in je eigen omgeving. Ook digitaal kruisen allerlei mensen je pad. Je ontvangt hartverscheurende mails.Je wordt gevraagd mee te bidden voor mensen die je nooit hebt ontmoet. Je krijgt uitnodigingen voor gebedsappgroepen met wildvreemden.

Over heel de wereld wordt geleden en gehuild, en je weet het mee. Je kunt het niet meer niet weten. Je zou er iets mee moeten en willen, maar in plaats daarvan sluit je de luiken. Een mens is een eindig wezen, is in huize Stam een gevleugeld woord. Maar vreten doet het wel.

„Men zou een pleister op vele wonden willen zijn.” Op zoek naar dit citaat van Etty Hillesum raak ik opnieuw verzeild in ”Het verstoorde leven”. Etty, een jonge Joodse vrouw uit Amsterdam, hield van 1941-1943 bij wijze van therapie een dagboek bij. Schrijven zal haar overvolle gemoed ontstoppen.

Etty beschrijft hoe het leven al killer en kaler wordt voor de Joodse gemeenschap. Hoe ze haar voeten stukloopt omdat Joden de tram niet meer in mogen. Maar ze zoekt ook voortdurend woorden voor haar innerlijke reactie op dit alles. Hoe moet ze zich verhouden tegenover het lijden dat haar omgeeft, en dat dreigt? Ze leest: Dostojevski, Rilke. En de Bijbel.

Gaandeweg nemen denken en schrijven bij Etty de vorm aan van een onafgebroken gebed. Iets wonderlijks voltrekt zich. Om haar heen nemen de duisternis en de beklemming toe. Mensen worden angstig en op zichzelf gericht. Maar in Etty wordt het licht en ruim en dankbaar. Ze kán in niemands klauwen zijn, schrijft ze, omdat ze in Gods armen is. Ze wil aanvaarden wat het leven meebrengt… en ze wil uitdelen van de overvloed aan liefde die in haar is. Dat doet ze ook, in Westerbork en tot op het laatst in Auschwitz, waar ze in november 1943 sterft, 29 jaar oud.

Zeker, bij Etty kun je kritische vragen stellen. Maar liever deel ik twee belangrijke lessen over naastenliefde van haar. Naastenliefde die je zelf moet opbrengen heeft geen lange adem. Zeker als het moeilijk wordt, als je weinig terugkrijgt. Je raakt geïrriteerd, verbitterd en ten slotte maak je rechtsomkeert.

Om de ander werkelijk lief te hebben moet ten eerste je eigen ziel ontstopt blijven. Alles wat ik ben en denk en doe, dagelijks blootgelegd tot op God. Ten tweede moet de bodem onder je leven een grote, allesoverstijgende liefde zijn. Omdat Iemand jou vond op de weg, Iemand Zich over jou heen boog, je opraapte in je hopeloze toestand en zei: Ik maak je voor eeuwig de Mijne. Dat is de enige manier waarop wij pleisters kunnen zijn. En blijven.

Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie