Ja, het was een nogal lyrisch stukje in het RD, over “Lila”. Zodat iemand achterdochtig vroeg of er nou werkelijk niets negatiefs te zeggen valt over Marilynne Robinson, en haar boeken.
Nou eh…wat “Gilead” betreft, kan ik werkelijk niets bedenken. “Lila” is een íets ander geval. Maar een column leent zich niet echt voor een enerzijds-anderzijds-verhaal. Een kameel door het oog van een naald duwen, zo voelde het om de wereld van gedachten die “Lila” bij me opriep, terug te moeten brengen tot 450 woorden. Maar het was ook goed.
Hoe dan ook, ik heb veel dingen laten liggen.
– De vrouw die “Lila” heeft grootgebracht bijvoorbeeld: Doll, met wie ze een nogal symbiotische relatie had. Robinson heeft dit karakter prachtig vormgegeven, niet door lange beschrijvingen, maar door simpelweg de juiste zinnetjes uit Dolls mond op te tekenen, zodat we precies datgene van haar weten wat we weten moeten om haar nooit meer te vergeten.
– Het bordeel waar Lila gewerkt heeft, en waarvan Robinson perfect de sfeer weet op te roepen zonder dat ze daar ook maar één enkele seksscène voor nodig heeft.
– Ezechiël 16, het gedeelte dat Lila keer op keer uit haar Bijbel kopieert en overdenkt, en waarin ze haar eigen leven terugziet. (“Als Ik bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed, en Ik zeide tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zeide tot u in uw bloed: Leef!”) Waarmee Robinson tegelijkertijd haar roman van een diepere laag voorziet.
– Het kind, dat gedoopt wordt met gesmolten sneeuw, die diezelfde dag vers op het aardrijk nederviel. Het kind, dat John Ames in het begin maar nauwelijks durft aan te raken.
– De prachtige, geladen natuurbeschrijvingen. De geniale details, waarmee Robinson sfeer weet op te roepen. Geluk, dat Lila en de Reverend horen in het ritselen van de lakens, wanneer ze zich daar samen onder nestelen. De hand die hij op haar hoofd legt, als hij haar doopt, en waarom ze dan moet huilen, meer dan om al het andere.
– De steeds terugkerende vraag in Lila’s gedachten: wat gebeurt er straks met mijn oude lotgenoten als ze sterven? Doll, die waarschijnlijk niet meer leeft: waar is ze nu? Deze gedachten, die ze wél aan haar echtgenoot vertelt, brengen hem in verlegenheid, en uiteindelijk tot een uitspraak over de hel, die me enigzins teleurstelde. Niet zo erg als de theoloog John Piper, die er gisteren op zijn persoonlijke website een groot artikel aan wijdde, maar toch wel een beetje. Meer zal ik er niet over zeggen, anders gaan jullie straks te bevooroordeeld aan “Lila” beginnen. (Ik hoop overigens van harte dat een goede vertaler zich inmiddels uit de naad werkt…)
Wat ik in Marilynne Robinson altijd hogelijk waardeerde, was haar vermogen om mysterions te laten staan, en in haar schrijven daarover de grenzen van het onzegbare ver te overschrijden. Met John Ames’ uitspraak over de hel (daarin geloven komt hem bijna voor als een grote zonde) haalt ze mijns inziens een mysterie omver. (Piper toont aan, in verband met een artikel dat Robinson schreef over Jonathan Edwards, dat Ames met betrekking tot de hel, duidelijk de huidige visie van Robinson zelf uitdraagt)
Nu kun je zeggen dat het toch niet afdoet aan de kwaliteit van de roman, hóe er door de personages in theologisch opzicht over de hel/verwerping van mensen wordt gedacht (en of je het daar als lezer mee eens bent).
Toch had ik het denk ik ook romantechnisch sterker gevonden, als Robinson dit grote mysterie mysterie had gelaten. Met alle weerbarstigheden en waaroms waarin het zich maar hullen kan.
Tot dusverre maar even. Dan kan “Lila” nu eindelijk in de digitale boekenkast.
Dank, dank, dank voor deze prachtige, eerlijke recensie.
Het fijne aan Robinsons romans vind ik juist ook dat ik het met alles eens kan zijn (nou ja, dat weet ik niet zeker, maar met veel wel) én het gewoon erg goede verhalen zijn. Dat mis ik bij seculiere schrijvers. ‘Mysterieus’ vind ik trouwens een passende omschrijving voor heel het oeuvre van Robinson.
Heb je het boek ‘De kinderwet’ door Ian McEwan gelezen? Ik ben benieuwd wat je daarvan vind, heb het zelf gisteren gelezen. Ik zou niet per sé aanraden het te kopen, maar als het bij de bieb ligt, is het de moeite wel waard. Het verhaal zelf vind ik heel indrukwekkend, maar ik twijfel over de achterliggende visie. Je merkt dat de schrijver respectvol over religie en religieuze argumenten schrijft, maar ondertussen worden de gelovigen (Jehova’s getuigen) wel weggezet als hypocriet en zou de hoofdpersoon er een betere ethiek op na houden (welke, daar kom je helaas niet achter en dat geeft een onbevredigd gevoel).
En dan ga ik nu de recensie door John Piper lezen.
LikeLike
Hopelijk crashte je pc niet toen je Piper opende…Dat deed de mijne namelijk wel. Maar – hoe respectvol – precies nadat ik het laatste woord gelezen had. Piper noemt John Ames een vriend, iemand door wie hij anders in het leven is gaan staan. Dat is waarschijnlijk ook wat jij bedoelt: dat hoofdpersonages je vrienden zouden kunnen zijn/worden. En dat is inderdaad heel fijn. Ook vrij uniek, denk ik. Na “Lila” dacht ik: ik wil een hele poos geen andere romans meer lezen, want die stellen nu toch allemaal teleur en bederven de nasmaak. Maar ik wil best uitkijken naar ‘De kinderwet’. En als ik het gelezen heb, zal ik er een blogje aan wijden.
LikeLike