Mijn column ‘Kruisvaarders’ in het Reformatorisch Dagblad van 27 september:
De buren zijn een maandje weg en we voelen ons vrij. Die zin zullen ze niet lezen. Al delen we een trappenhuis, de taalkloof is onoverbrugbaar.
Dat maakt verfijnde communicatie lastig. Als er voor de tweede keer een mes van tafel valt, of de jongste enthousiast op herenschoenen door het huis klost, pookt buurman met de bezem tegen zijn plafond. Het klinkt agressief en het maakt op den duur, helaas, wederkerig agressief. Een ongelukje tijdens de afwas en jawel, buurman pookt weer, en het komt vanzelf omhoog: Zal ik die deksel nog een paar keer laten vallen? Zal ik een klompendans doen…?
Toch is de band met buurman goed. Misschien danken we dit vooral aan de jongste, die ‘buu’man’ immer juichend begroet. Geluidsoverlast of niet, dan zakt ‘buu’man’ vertederd door de knieën en kust de hem toegestoken handjes. Sjouwt mijn boodschappentassen omhoog. En pookt een dag of wat niet meer.
Desondanks droomde ik pas van gemaskerde ‘buurmannen’ die ‘s nachts onze slaapkamer binnendrongen. Buurman is moslim, imam bovendien. Je weet het nooit. Ook IS-strijders kunnen soms van die warme, reebruine ogen hebben. En hem naar zijn IS-opvattingen vragen, gaat dus niet.
Wat maakt die IS zo onstuitbaar? Vooral de inzet van zelfmoordenaars, ‘die in de loop van een geweer het Paradijs zien.’ Maar welke vreemde kracht voedt dit visioen? Een recente ‘preek’ van IS-topman Adnani verschafte me inzicht: feitelijk appelleert hij daarin onophoudelijk aan het verlangen je over te geven aan een hoger doel, en de bereidheid daarvoor te sterven. Daarbij neemt hij de kruisvaarders serieus, door hen geen mooie droom maar de realiteit voor te spiegelen: “O soldaten van de Islamitische Staat, wees niet ontzet als je volk tegen je is, je kalifaat bespot en bevecht. Zo hebben ze ook hun Profeet behandeld. Dit is de weg die Allah gaat. Hij zal je rijk maken na armoede.”
Het doet huiveringwekkend bijna-Bijbels aan. De zes ligt dicht bij de zeven. Dit beseffend bid je maar om één ding: dat de kerk wakker schrikt en in volle ernst rekruten gaat voortbrengen en toerusten voor de laatste strijd. Om de Christus-Staat. Misschien moeten ze nog geboren worden. Maar liefde voor de Koning moet hun vuur, de wil met Hem te sterven hun kracht en het gebed hun nooit verouderende wapen worden.
Ze zullen niet een, maar vele doden sterven (eergevoel, trots, ambities, een goede naam, de liefste betrekking) maar daaruit weer opstaan. Voor hen geen paradijs met maagden, maar een leven in toenemende gemeenschap met de Geliefde.
De training: altijd Eén op één, en zelden opzienbarend. Ze kan zomaar plaatsvinden in de stilte van een keuken, in die eerste paar seconden na de bonkende bezem van een Turkse buurman.
Treffende bonk op mijn hart…
LikeLike