Een moeder had twee zonen

Het was een zwoele dag geweest. Zo’n dag waarop je een warme klap in je gezicht krijgt zodra je de supermarkt verlaat. Zo’n dag waarop je ieder kind dat op schoot wil, resoluut afweert. Toen ik die avond twee jongens naar bed bracht, begon het in de verte te rommelen. ‘Onweer,’ zei de oudste, en dook onder zijn dekbed. ‘Wat is dat voor licht, mam?’ vroeg de jongste. ‘Bliksem,’ zei mam. ‘Kom, in bed.’

‘Maar ik wil het zien, ik heb het nooit eerder gezien!’ Hij plukte aan het gordijn. ‘Mam,’ klonk een gesmoord stemmetje vanonder een dekbed, ‘als het gaat onweren, is dat de stem van de Heere toch?’

‘Ja. Dat staat in psalm 29 hè.’ De jongste lag intussen. ‘Welterusten jongens. Kus.’ Ik ging de kamer uit. Er zat een baksteen in mijn hoofd. ‘Máham! Welk vers?’ De jongste. Ritselende bijbelblaadjes op de achtergrond. ‘Weet ik niet precies. Zoeken we morgen op. Nu gaan slapen hè?’

Het begon onheilspellend te bonken in de lucht, alsof iemand tegen een onzichtbare stalen deur bonsde. ‘Máááham! Wat zegt de Heere dan? Ik kan het niet goed verstaan! U weet toch dat ik een beetje doof ben?’ Of ik dat wist, het woord ‘buisjes’ was al meer dan eens gevallen.

De gordijnen waren zo ver mogelijk opengeschoven. Voor het raam stond de jongste in zijn hemdje, in elkaar krimpend bij elke donderslag, met grote glanzende ogen die het weerlicht weerkaatsten. Hij luisterde. ‘Niet doen Gijs’, piepte de oudste. ‘Dat is heel gevaarlijk. Toch, mam?’

Mam installeerde beide zonen maar een poosje bij haar op de bank in de huiskamer. De discussie zette zich voort, bij kunstlicht dat zowel de angst als het ontzag voor dat vreemde licht wegnam. Moet je bang zijn voor onweer? Of juist niet? De Heere spreekt toch? Dan moet je toch niet je hoofd onder de dekens steken? Dat is toch juist eerbiedig? Nee, juist oneerbiedig! De kinderlogica was niet van de lucht. Het onweer ebde weg. Alleen de regen stroomde nog met bakken uit de lucht. De straat stond blank, de putdeksels dansten. De zonen gingen terug naar hun bed. Toen ze sliepen, sloop ik de slaapkamer in om het bovenraam te openen. Het waaide in mijn klamme gezicht. Een frisse wind, met de geur van regen.

Het was het nagelaten antwoord op de vraag van mijn jongste: ‘Stromen op het droge, mijn Geest op uw nakomelingen’. Een onverwachte bliksem van het ene hemeleinde naar het andere, en een laatste donderslag die lang narommelde.  ‘Hebt u het gezien, mensenkind?’

 

Column in het Reformatorisch Dagblad van 21 juni 2014

Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink .

2 Responses to Een moeder had twee zonen

  1. Onbekend's avatar Annemieke schreef:

    Prachtige column. Mijn moeder heeft ‘m al aan menigeen laten lezen;-)

    Like

Geef een reactie op stamvangent Reactie annuleren