De roman ‘Schimmenspel’. Die wilde ik hier ondanks schrijfdrukte toch nog even aanstippen. Een verhaal van formaat, letterlijk en figuurlijk.

‘Oktober 1900
Het was al donker toen ze het lichaam van Crispin Farborough thuisbrachten. Vanaf de veranda van het missiehuis zag Walter Brownley de rij lampen die de huifkar begeleidden langzaam de heuvel afkomen. De wielen rolden bonkend over de stenen. Hij kon alleen de lichten zien en het ratelen van de wagen horen. Er bereikten hem geen stemmen. De avondwind was warm, de rusteloze, wilde, warme wind vanuit Xhosaland. Hij joeg in felle, onverwachte vlagen over het platgetreden erf, als een geest.’
Zulke boeken zou ik met regelmaat willen lezen. Zulke verhalen slepen me direct mee, uit dit platte volle landje (en uit een keuken vol was) naar een plaats ver van hier, een andere tijd, een ander klimaat, een andere natuur. Zuid-Afrikaboeken; gelukkig worden we daar momenteel nogal mee verwend. En Marguerite Poland is bepaald niet de minste schrijver, die ‘gewoon’ vlot kan vertellen maar ook voortdurend verrast met haar scherpe observaties. Vleugjes poëzie die de liefhebber gretig opsnuift.
Ze laat de anglicaanse pastor Walter Brownley arriveren in St. Matthias, een missiepost aan de Oostkaap, 1898. Dan twijfelt hij al aan zijn roeping, maar niettemin gaat hij ijverig aan het werk. De manier waarop Poland ons het land laat zien, vooral via Walters ogen, maar ook door allerlei andere personages op te voeren die stuk voor stuk boeiend zijn, is indrukwekkend. Neem alleen al de vier totaal verschillende kinderen die samen opgroeien binnen de missiepost, maar elk een eigen (innerlijke) weg gaan. Vier kinderen, vier windrichtingen. Maar ook prikkelt Poland de geest met dilemma’s die elke missionaris tegenkomt – hoever kun je gaan in het kerstenen van heidenen met oeroude gebruiken en tradities zoals voorouderverering (de schimmen) ? En hoe zeker kun je uiteindelijk zijn van je eigen principes en verworvenheden? Welke ‘schimmen’ vereren wij, bewust of onbewust? Na zo’n boek snap je weer waarom bijna elke repatriërende zendingswerker terugkomt als een ander mens: alles wat hij ooit geleerd heeft is minstens drie keer over de kop gegaan. Voeg bij dit alles nog de oorlog, het mijnwerkersleed en de ziekte onder het vee, waar de auteur uitgebreid langstrekt. Ook als lezer heb je een hele reis te maken.
Maar wat zou een roman als deze zijn zonder een hartverscheurende (lees onmogelijke) liefde? Ook daarmee weet Poland aardig bij de kraag te vatten. Brownley raakt hopeloos verliefd op Frances, de dochter van missiepriester Vader Charles Farbourough, maar het kan niet (want ze is al zo ongeveer uitgehuwelijkt aan jeugdvriend Victor). En op het laatst kan het toch weer wel. Zo goedkoop als dit klinkt, zo integer is de strijd die Poland beschrijft in subtiele zinnetjes. Want tussen ‘niet’ en ‘wel’ ligt een ware woestijn, voor beiden. Het gelukkige einde mag dan niet helemaal als verrassing komen, de manier waarop is dat zeker wel. Respect, mevrouw Poland.
‘Ze ging naar de kerk en liep er naar binnen. Haar voetstappen ritselden op de kokosmat in het pad. Ze was zich ervan bewust dat God haar daar zag lopen. De rode altaarlamp flakkerde in het halfduister. Ze stond even stil bij het altaar en en bekeek het kruis dat erop stond en de vaas met bloemen die Helmina had geschikt: de paarse fluwelen kelkjes van de irissen en de margrieten met hun gele hartjes, omkranst met wit, zuiver en teer in het groene licht. Ze ging naar de sacristie en deed de deur achter zich dicht. Daar was hij, gekleed in zijn toga, en hij schrok op toen ze binnenkwam. Het was of hij haar een eeuwigheid aankeek, kaarsrecht en onaantastbaar in zijn priesterkleren. Ze stak een hand naar hem uit. Alleen dat. Meer niet.
Dat je zo lang naar iets verlangt en dat het zo veel verdriet doet als je het vindt. Ze huilde in zijn armen, zijn gezicht boven haar gebogen. ‘Ze sturen me hier weg,’ zei ze en ze ademde in om opnieuw te gaan huilen. Bij haar woorden voelde hij hoe het duister in hem begon op te rukken; een onstuitbare duisternis golfde om hem heen. ‘Help me.’
‘Hoe?’ Hij keek haar recht in de ogen.
‘Wis mijn zonde met Victor uit.’
‘Door er een andere aan toe te voegen?’
Er klonk een snik in haar keel. ‘Daarvoor houd ik veel te veel van je,’ zei hij. Hij hield haar zwijgend vast. Beschermend in zijn armen. Hij liet haar rustig uithuilen. Met verlangen, met verdriet en gemis. Toen ze wat gekalmeerd was, hield hij haar nog steeds in zijn armen. De portretten van Vader Charles en dominee Greenstock keken ernstig toe en een rij kaarsen wierp hun scherpe schaduw als spijlen op de muur.’
N.a.v. “Schimmenspel” – Marguerite Poland – uitgeverij Mozaïek – 2015