Ek roep tot God met groot geluid;
ek stort my klag soos water uit;
ek kla my node in Gods oor,
want Hy sal my gebed verhoor
Wanneer my gees van druk versmag,
ken U my pad in lydensnag.
Hul het hul vangnet, HEER, vir my
bedrieglik op my weg gesprei.
Na regs draai ek my oë – en
daar’ s niemand wat my nou wil ken;
daar’ s nou vir my geen toevlug meer,
en niemand sorg vir my, o HEER!
Ek roep U aan, U is my deel,
U is my skuilplek, U alleen.
U is my deel solank ek leef,
dié God tot wie ek my begeef.
Hoor in die nood my roepstem, HEER,
want ek is swak en uitgeteer;
maak my van my vervolgers vry,
want hul getal oorweldig my.
Voer my uit die gevangenis
waarin ek vasgeketting is;
dan sal ’n skare my omring
en vrolik van u weldaad sing.
Houdt u ook zo van de psalmen (zelfs al zingt u ze ’s zondags steeds minder)?
Dat is dan niet raar:
“… De Psalmen behoren tot de oudste gedichten ter wereld, en ze kunnen nog steeds wedijveren met elke vorm van poëzie uit alle antieke of moderne culturen, waar ook maar ter wereld. Ze zijn vol kracht en passie, gruwelijke ellende en uitgelaten jubel, tedere fijngevoeligheid en krachtige hoop. Wie maar een beetje hart en openheid heeft voor nieuwe dimensies van menselijke ervaring, iedereen die van een goed boek of gedicht houdt, iedereen die zicht wil krijgen op de heldere flitsen en op de donkere schuilhoeken van de menselijke ziel – iedereen met openheid voor de fraaie uitdrukking van een weidse visie op de werkelijkheid, zou op deze gedichten moeten reageren, met de eetlust van een mens die voor een week of twee geen goede maaltijd heeft gehad. Het is er gewoon allemaal…”
Hebt u ook vaak psalmregels in uw hoofd (zelfs als u dat uit alle macht niet wilt), of zingt u er soms een zonder dat u het door heeft (of juist uit alle macht)?
Dat is dan niet raar:
“… De Psalmen geven aan dat de mensen die ze zingen werkelijk veranderd worden tijdens het proces van zingen. Hun diepste innerlijk – ook in fysieke zin – wordt getransformeerd…”
“… Elke gedachte die we denken, elke daad die we doen, en vooral elke gewoonte die we aannemen en ontwikkelen, schept ‘paden’ in onze hersenen. Dat is de reden waarom een gewoonte is wat het is: iets wat in het begin moeilijk of onmogelijk is (denk aan het leren van een vreemde taal of het bespelen van een muziekinstrument), wordt langzamerhand, zoals we zeggen, ‘tweede natuur’. Plotseling realiseren we ons dat we een hele zin gesproken of een hele melodie gespeeld hebben, zonder erbij stil te staan. Wanneer dat gebeurt is er neurologisch iets veranderd in ons systeem. Soms hebben deze veranderingen overduidelijk fysieke gevolgen. Ik kende eens een jongen die zo lang en toegewijd op de viool geoefend had, vanaf zijn vroegste jaren, dat de vingers van zijn linkerhand toen hij een tiener was een paar centimeter langer waren dan die van zijn rechterhand…”
uit: Tom Wright, Pleidooi voor de psalmen.
Laat die psalmen hun paden maar banen. Tot in het zuidafrikaans toe, waar ik zo van hou. (Psalm 142, bewerking Totius)