De column Lila

Zoals vandaag verschenen in het Reformatorisch Dagblad:

Ooit bood mijn tekstverwerker me steevast, zodra ik de naam van mijn vriend intypte, het vervangende woord ‘wasbeer’  aan. Waardoor de arme jongen nog een tijd deze bijnaam heeft gedragen.

Nu kunnen computers niet denken – laten ze dan ook niet doen alsof – maar schokkender is de gedachte dat dit ook tussen mensen voorkomt: je zegt iets, maar de wereld erachter wordt niet begrepen. Dus wordt er niets begrepen. Het kan een mens eenzaam maken. De ziel monddood.

De Amerikaanse auteur Marilynne Robinson laat zien dat ieder mens eigenlijk twee stemmen heeft: zijn mond en zijn ziel. Voor wie “Gilead” gelezen heeft, en de zilverharige predikant John Ames in het hart gesloten, is er nu “Lila”, over de geschiedenis van zijn jonge vrouw. Het is (opnieuw) zo’n onwaarschijnlijk mooi boek dat ik er niet over zwijgen kan. Met alle risico’s van dien. Om met Ames te spreken:  “Beoordeel datgene wat ik weet niet aan de hand van de woorden die ik ervoor heb.”

Het mooie van een roman is dat je beide stemmen recht kunt doen. Je leest de woorden die Lila spreekt: kinderlijk, primitief, soms ruig. Tegelijkertijd kun je in het verfijnde web van haar gedachten kijken, die ze meest voor zichzelf houdt. Zoveel liefde als je proeft in de subtiele gebaren tussen Lila en haar ‘Reverend’, woorden zijn er niet zoveel. Nog niet.

Is het geen droom? Welgestelde pastor op leeftijd verlost jonge vrouw van armoede en een duister verleden. Dubbele eenzaamheid opgelost, bestemming bereikt. Menig christen-auteur zou dankbaar eindigen.

Maar bij Robinson is de liefde heilig en dus, net als de genade, nooit goedkoop. Beide vallen een mens onverdiend en niet-meer-verwacht toe. En zoals genade eerder iets is wat onze zwarte ziel uit de weg gaat, in plaats van het gretig aan te nemen, zo doet ook intimiteit Lila in eerste instantie vooral pijn. Ze denkt voortdurend aan vluchten, weg uit de armen van John Ames, waar ze tegelijkertijd steeds bewuster naar hunkert. Maar ‘als je verbrand bent, doet elke aanraking pijn, hoe vriendelijk het ook bedoeld is.’

Ook Ames zelf is niet zonder vrees: verlies heeft hem bang gemaakt voor geluk, voor zovéél geluk. Bovendien, Lila kan hém elk moment verliezen. Hun kind zal hij misschien nog net leren veterstrikken, maar dan…

Juist door breekbaarheid en eindigheid te erkennen, vertelt Robinson een verhaal van heling, een romance die je bijna niet met droge ogen kunt lezen. Voor wie goed luistert, zweemt er achter de ‘sterfelijke schoonheid van het leven’ nog een andere stem. “Vrees niet, gij klein kuddeke! Want het is uws Vaders welbehagen, ulieden het koninkrijk te geven.” Dat was de balsem in “Gilead”, dat is de nardus in “Lila”.

Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie