17-9-2004

liefdevaneenkantIMG_0033[1]

Tien jaar geleden – op een prachtige nazomerdag, zonovergoten maar al zo herfst-fris – trouwden wij. Tien jaar! Voor de gelegenheid een stukje proza.

“Het eerste dat ik tegen je zeggen wil, is dat ik veel van je vader gehouden heb. Wat ze ooit ook tegen je mogen zeggen, wanneer dat ‘ooit’ dan ook is, en wie die ‘ze’ dan ook zijn;  denk dan terug aan de eerste zin van dit boek. Ik hield veel, heel veel van je vader.

Ik zie voor me dat je lacht, diezelfde lach als wanneer we aan elkaar zitten, je vader en ik. Hij probeert me op de grond te gooien, en terwijl jij in de kamer je boek zit te lezen, word je ineens alert, en al gauw hoor je aan de geluiden dat het spel is, liefdesspel. En je komt de gang in, met glinsterende ogen. Je grijpt het been van je vader en begint eraan te sjorren, je gezichtje één gretige vraag om ook mee te mogen doen, te delen in dat wat altijd anders begint, en altijd hetzelfde eindigt.

Voordat onze eerste ontmoeting plaatsvond, was ik al voorbereid. Iemand had hem zelfs voor me uitgetekend, op een gelig vel uit een oud schetsboek en daarbij gezegd: let op hém. Op de tekening stond een slanke jongeman met een spits gezicht en sluike donkere haren, die aan weerszijden van een rond brilletje lang naar beneden vielen. Hij hield een zwarte boodschappentas in zijn hand.

Wij stonden bij de overvolle kapstokken; we hadden er net met moeite onze jassen overheen gegooid, toen hij binnenkwam. Ik zag het aan de tas, die exact hetzelfde was als op de tekening; er was zelfs aan het zijvak met ritsje gedacht. De handvatten waren leren bandjes die al een paar keer gebroken waren. Je vader had er simpelweg knopen in gelegd, waardoor ze te klein geworden waren om er een hele hand door te steken. Hij liet ze bungelen tussen duim en middelvinger. De tas was dus naar waarneming. Alleen de haren klopten niet meer.

Je vader was nagenoeg kaalgeknipt. Bovenop was nog een klein kuifje overgebleven, waar een van de oudere studentes op af stoof als een kat op een vogeltje. Ze trok er paniekerig aan en  toen ze buiten adem vroeg ‘waar is de rest gebleven’, kleurde je vader langzaam rood, en ik zag hoe ongelukkig hij zich voelde zonder dat beschermende haar. Ik draaide mij om en ging naar het toilet. Toen ik terugkwam, zaten de studenten allemaal; iemand voorin, in een net iets te ruim pak, hamerde om stilte.

Ik kende nog bijna niemand, ik schoof haastig in de achterste bank en zocht naar je vader, die een paar rijen naar voren zat en met een korte, brede hand vertwijfeld de zachte stekeltjes in zijn nek aaide.

De filosoof Mengelveld heeft natuurlijk gelijk dat iemands haar deel uitmaakt van zijn persoonlijkheid, zoals jij mijn complete dochtertje niet bent zonder je sluike donkere krullen; het sluike van je vader, de krullen van mij. Dus ontliep ik je vader zolang en stelde de kennismaking uit tot zijn haar was aangegroeid en de tekening weer klopte.

Na ons eerste gesprek – een uitwisseling van welgeteld vijf woorden, vier van mij en een van hem – begon geloof ik het bidden. Een gebed zonder einde, dat op den duur uitgroeide tot een wanstaltig raadsel, alsof het eerste woord dat ik uitsprak een cel was geweest die zich maar bleef delen en delen. “

Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink .

2 Responses to 17-9-2004

  1. Onbekend's avatar Anoniem schreef:

    Is dit stukje proza het begin van de langverwachte roman van Christine Stam-van Gent? Ik ben in elk geval benieuwd naar het vervolg!

    Like

Plaats een reactie