Bitterzoete overvloed

De laatste tijd moest ik nogal eens denken aan de dichter Willem de Mérode. Daar was een reden voor.

‘Er is een dominee uit de kast gekomen. Een orthodoxe nog wel, oud-predikant van Maartensdijk, de zwaarste hersteld hervormde gemeente van Nederland’ begon Bart Jan Spruyt zijn column in het ND. (9-5-’14)

Vervolgens ging hij over op een dominee die dezelfde strijd heeft gestreden: ds Ko Doornenbal.

Spruyt: “Hij is nooit uit de kast gekomen, maar heeft tot twee keer toe wel zijn verhaal gedaan. Eerst aan Dirk Rustige, een oefenaar uit Hierden, die hem direct al bij de eerste ontmoeting ‘doorzien en alles van mij begrepen’ had. ‘Hij heeft er mij niet om verworpen, maar er is een band tussen ons gelegd, hij heeft mij in zijn hart besloten, in zijn voorbidding betrokken.

Een tweede maal in een gesprek met zijn oud-catechisant en latere predikant H.W. Riphagen, aan wie hij vertelde over zijn affiniteit met de gedichten van de met zijn homofilie worstelende Willem de Mérode, en over de biografie door Hans Werkman, die hem ‘diep had getroffen’.”

En naar aanleiding van Willems 75e sterfdag was er een symposium op de VU, waar Enny de Bruijn gisteren over in het Reformatorisch Dagblad schreef. Er is een nieuw dichtbundeltje gepubliceerd, en een tentoonstelling over De Mérode ingericht, die ik zeker nog hoop te bekijken.

Want die biografie – in 2011 opnieuw verschenen als ‘Bitterzoete overvloed’ – heeft ook mij diep getroffen. Ik heb er ooit de column ‘Stempel’ over geschreven (te lezen onder het tabblad Archief columns RD). Werkman heeft een groot werk van barmhartigheid gedaan door dit boek te schrijven. Het opende voor mij een nieuw perspectief op het inzetten van je schrijfgaven als christen: mensen op waarachtige wijze portretteren.  Niet als bovenmenselijk vrome wezens, maar ook geen automatische prooien van hun eigen hartstocht. Wat daar tussen zit, is het licht van Gods genade, waarin je als schrijver je ‘objecten’ plaatst. Ook als het homo- of pedofielen zijn.

Niet om mee te doen in het koor dat schreeuwt om erkenning van hun anders-zijn, maar om daarin mee te strijden, zoals Spruyt schrijft “als een kruis, eenzaam, maar onder en met God, die mensen op zijn levensweg plaatste met wie hij zijn diepste gedachten en geheimen kon delen.”

Wilma Vermaat bijvoorbeeld acht ik daar hoog om. Ze was de schrijvende vriendin van Willem de Mérode, die een gedicht aan haar wijdde:

Aan Wilma

Er kwam een stem, die langzaam las, en zeide:

Heer, zijn er weinigen, die zalig worden?

Toen was het, of haar bloeiend leven dorde.

Tot zij haar oogen ophief naar het blijde

Tafreel: de Heiland aan de zoom der weide!

Rondom Hem drong de schaamle vunze horde,

Die krankheên torschte, en zorg en zonden sjorde,

En Hij genas, verheugde en bevrijdde.

Weinigen! avond werd ’t en ’t schemerde,

Want heel de groote wereld wemelde

Van kranken en belasten en belaadnen.

Toen voelde zij, dat haar Zijn blik omving.

Zijn dienstmaagd, trad ze in der versmaadden kring,

En deed deemoedig al Zijn liefdedaden.

Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie