Nieuwsgierig als ik was, las ik bij de Bruna op het station vast de eerste pagina van Franca Treurs nieuwe boek ‘De woongroep’. Ze had van te voren al duidelijk gemaakt dat het dit keer geen Zeeuwse nostalgie zou zijn. Geen gedoe meer over haar reformatorische wortels, en met publiek dat haar tot in het bizarre vereenzelvigde met het meisje Katelijne. “Mensen waren zo geraakt door de hoofdpersoon, dat ze mij op literaire avonden wilden aanraken. Een vrouw zei in een volle zaal: ‘Ik vind het zo jammer dat je je eerste menstruatie niet hebt beschreven.’ Dat verbijsterde me. Ze zagen niet mij, maar een oudere Katelijne op het podium zitten. Heel fysiek. Daar kreeg ik op den duur wel genoeg van.” (interview NRC 3 januari)
‘De woongroep’ gaat over Elenoor, een jonge vrouw die zo modern is als je dat momenteel maar kunt zijn. Nou hoeft dat nog niet persé een saaie roman op te leveren. Maar de eerste zinnen die ik in de Bruna las waren al zo zwaar van verveling, dat de moed me in de schoenen zonk. Nu kan dat natuurlijk alles met persoonlijke voorkeur te maken hebben. Misschien dat ze modernere mensen dan ik nog een of andere heilzame spiegel voorhoudt?
Maar tot mijn verbazing was de NRC afgelopen vrijdag ook niet mis. Thomas de Veen schrijft dat een thrillerelement in het slotdeel van ‘De woongroep’ nog enige spanning brengt in de roman, maar daarmee is gelijk ook de balans weg.
“Dat was minder erg geweest als er meer te beleven was aan Treurs stijl, die het boerenland in haar debuut Dorsvloer vol confetti nog glans gaf. Nu zijn de zinnen vooral kleurloos, passend bij Elenoors wat oppervlakkige karakter – functioneel, niet mooi.
Maar de grootste tegenvaller is dat de ambities van Elenoor (ze trekt in bij een activistische woongroep, CS) uiteindelijk toch gefnuikt worden, waardoor Treur haar belofte niet waarmaakt. ‘Ik geef geen antwoorden, ik stel alleen vragen’, hoort Elenoor een schrijver op televisie zeggen, en dat zal niet toevallig zijn. Maar Treur dwingt je om Elenoors naïviteit te delen, op zoek naar een hoopvolle grijstint tussen de zin en onzin van activisme. De hoop daarop smoort ze met een anticlimax.
Huisje-boompje-beestje is ook een leuke levensvervulling, was al de conclusie van het eerste hoofdstuk (toen nog schamper). Tenzij je dat een wijze les vindt, is de roman overbodig.”
Die laatste opmerking lijkt me best slikken, als je jaren aan een boek hebt gewerkt.
Gelukkig duurt het nog jaren voordat het mijne af is. Als het zover komen mag tenminste. Maar first things first. Een klein, koortsig jongetje vandaag. Die alle spraakzaamheid verloren had. ‘Ach mam,’ zei Lien vertederd, ‘toen jij in verwachting was, keek ik een keer in een speelgoedkrantje en daar zag ik een jongetje staan dat precies even oud was als Mertje nu. Zo’n heel lief blond jongetje met een bal in zijn handjes. En toen dacht ik: “Zo’n broertje wil ik graag.” En ik heb er precies zo een gekregen!’
Tot besluit. Zag u die kop in de krant: Lente en herfst in midwinter?
Ik zag het vandaag buiten, zwevend boven de IJssel. Van onder herfst, van boven lente. Alvast een mooie titel.
Even later was er nog een regenboog. Ik hoop dat Franca’s ouders die ook gezien hebben.



